top of page
  • Foto van schrijverSuze Buizer

Zo herken je je hechtingsstijl - en hoe hechting de verbinding met je collega’s beïnvloedt

Bijgewerkt op: 21 sep. 2020

Vind je het lastig om om hulp te vragen aan je collega’s? Mogelijk heeft dat te maken met je hechtingsstijl. Onze hechting is te danken aan de eerste relatie in ons leven: de relatie met onze ouders of verzorgers. Hechting heeft te maken met emotionele ontwikkeling en beïnvloedt op latere leeftijd hoe je relaties aangaat met anderen.

Wat is hechting?

Hechting is een proces dat vanaf de geboorte doorgaans spontaan plaatsvindt tussen ouder/verzorger en kind. Onderzoek heeft uitgewezen dat kinderen die zich veilig hechten aan een of meer personen in het eerste jaar van hun leven, sociaal-emotioneel beter functioneren dan kinderen die niet die mogelijkheid hebben gehad. Hechtingsstijlen

Bowlby & Ainsworth merkten in de jaren ’70 op hoe belangrijk de relatie van een kind met zijn of haar ouders of verzorgers is voor de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling én de manier van hechten in relaties als het kind eenmaal volwassen is. Zij onderscheidden drie basisstijlen: de veilige, angstige en vermijdende of afwijzende hechtingsstijl:

1. Veilige hechtingsstijl

Een veilig gehecht kind verkent de wereld vol vertrouwen. Het weet dat het zijn vader en moeder om hulp kan vragen en dat het emotionele steun en veiligheid krijgt op cruciale momenten. Als je als kind al geleerd hebt om anderen te vertrouwen, is het ook op latere leeftijd makkelijker om te durven rekenen op mensen in je omgeving. Je voelt je eerder veilig en zeker in contact met anderen en houdt rekening met de wensen van de ander, maar geeft ook zelf je verlangens en behoeften aan.

Zo herken je je veilige hechtingsstijl op werk:

  • Je vertrouwt op je eigen kunnen en staat ook open voor feedback

  • Je kunt prima alleen werken en samenwerken met collega’s gaat je ook goed af

  • Je hebt een goede balans tussen vertrouwen en autonomie

2. Angstige hechtingsstijl

Kon je als kind niet of nauwelijks rekenen op je ouders of verzorgers, of kreeg je weinig aandacht? Dan kan het als volwassene moeilijk zijn te vertrouwen op anderen, maar ook op jezelf. Iemand met een angstige hechtingsstijl voelt zich onzeker in relaties en is vaak overgevoelig voor het gedrag en de sociale signalen van mensen in de directe omgeving. Geldt dit voor jou, dan is de kans groot dat je veel behoefte hebt aan bevestiging.

Zo herken je een angstige hechtingsstijl op werk:

  • Je leeft voornamelijk op je ratio en piekert daardoor veel over wat je het beste kunt doen of kiezen in je baan

  • Je bent meer dan gemiddeld bezig met het welzijn van je collega’s ten koste van jezelf

  • De angst om geen goed werk te doen speelt onbewust vaak mee

3. Vermijdende of afwijzende hechtingsstijl

Kinderen wiens ouders niet of onvoldoende emotioneel beschikbaar waren – om welke reden dan ook – leren dat je niet op hulp en beschikbaarheid hoeft te vertrouwen en dat hulp vragen onveilig is. Zorgde jij meer voor je ouder(s) dan andersom? Dan zou je in het hier en nu wel eens vermijdend of afwijzend kunnen reageren op hechting. Als dit je voornaamste hechtingsstijl is geworden, ben je zeer gesteld op je onafhankelijkheid, bewaar je afstand en regel je je zaakjes het liefst zelf.

Zo herken je een vermijdende of afwijzende hechtingsstijl op werk:

  • Taken onderling verdelen zit niet in je aard: je doet het liever zelf

  • Contact met je collega’s is vaker oppervlakkig dan diepgaand

  • Je vermijdt liever lastige gesprekken over gevoelens dan dat je ze aangaat

Hechten in het hier en nu

Er bestaan dus meerdere stijlen. Maar is het echt zo zwart-wit? Nee, gelukkig niet. Vaak hebben we een gemengde hechtingsstijl: afhankelijk van de context komt de ene stijl meer of minder naar voren. Onveilige hechting kan met de nodige inspanning ook over de tijd veranderen. Na een trauma kun je bijvoorbeeld tijdelijk angstig zijn, maar dat kan zich herstellen. Problematisch wordt het pas als jij of je omgeving eronder lijden. Als je niet kunt functioneren of ongelukkig bent.

Zit je hechtingsstijl jou vaak in de weg? Realiseer je dan dat het moed, tijd en aandacht vraagt om stap voor stap ander gedrag uit te proberen. Van nature willen we als mensen graag verbinden met anderen. Je hoeft het wiel dus ook niet alleen uit te vinden: maak het bespreekbaar met iemand die je vertrouwt. Een coach kan je helpen om gedragspatronen te leren herkennen in de praktijk en te ervaren dat andere manieren ook mogelijk, veilig en zelfs leuk kunnen zijn!

Bronnen:

Ainsworth, M. D. S. (1973). The development of infant-mother attachment. In B. Cardwell & H. Ricciuti (Eds.), Review of child development research (Vol. 3, pp. 1-94) Chicago: University of Chicago Press.

Bowlby J. (1969). Attachment. Attachment and loss: Vol. 1. Loss. New York: Basic Books. Dijkstra, P. (2015). Omgaan met hechtingsproblemen. Januari 2015. Gezondheidsraad (2018). De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma’s. Den Haag: Gezondheidsraad.

Ham, van der, H. (2004). Meer dan muurankers en stutten. Herkenning van gehechtheid en basisvertrouwen bij de behandeling van ontwikkelings- en gedragsproblemen. In Reader Cursus Diagnostiek en Behandeling van Hechtingsproblemen, voorjaar 2004. De Bilt: Bebeth.

360 weergaven
bottom of page